Casual Chic website

Poëzie / Poetry - Carmien Michels

Wisselwind

Hoor de wind waait door de bomen

Wacht niet op de nacht
- die zal komen
nog voor de laatste lach is uitgestorven

Wacht niet op de dag
- die ontwaakt onverwacht
nog voor de laatste droom is geboren

Wees niet bang
dat de lente niet aanmeert
langs de wangen van de bergen
stroomt het smeltwater al neerwaarts

De winter neemt al wenend afscheid
duikt de diepte in van melancholische meren
en wisselt tussen algen en wieren de wacht

Hoor de noorderwind gieren
zelfs hij huilt luidkeels
om het vertrek van zijn vriend

Maar plots hapert hij hapt naar adem
en klapt de stilte in haar handen
voor wie daar gracieus over de waterspiegel glijdt

Een sloep nadert de oever
een voet zet behoedzaam een stap aan wal
en laat een spoor van bloemen na

Hoor een bries aait nu de bomen

Slaaplied

De koningin van de nacht
zingt je een lied toe
lief kind

Ze zingt over de vleugels
die je onbezonnen
aan je schouderbladen bond

Over de adelaar die jou folterde
toen je daarboven
het vuur van de goden roofde

Over de vlam die nooit doofde
sinds je je ogen betoverde
met je eigen weerspiegeling

Ze zingt over zondes
van ver voor je geboorte
die zonder dat je het beseft
in je stam zijn gekerfd

Ze zingt over je onbeschreven blad
dat weer en wind trotseert
maar gaandeweg zal scheuren
door wat je hebt geërfd

Ze zingt over het onheil
dat je opwacht
groot verdriet en zware lasten

Over het geluk dat je toelacht
zingt de koningin van de nacht
morgen een lied

Lief kind
doe nu maar je ogen dicht
en slaap zacht

Zwartwit

Ik was vijf
en had een wit paard in mijn hand
ik wou de jongste schaakkampioen worden
en de grote Garri Kasparov verslaan

Op een dag hing er een slot aan die droom
Mannen haalden de eenkamerflat leeg
Mama snoerde me de mond
Niemand mocht dit weten

Mijn armen en benen rekten uit
Mijn kleren scheurden aan de hoeken
Ik kreeg broeken en truien van de buren
Niemand mocht dit weten

Een laag stof lag op mijn dagen
Mijn spiegelbeeld vervaagde
Ik kocht een dosis plezier bij een dealer
Niemand mocht dit weten

De maanden vervlogen
Ik had geen naam meer
geen geur geen schaduw
Ik liet nergens sporen na

Op een novemberdag stond in een villa
een ivoren schaakspel op een ronde tafel
Ik stokte stak het zwarte paard in mijn jaszak
en liet mijn witte voor eens en altijd achter

In de knoop

Je hebt een knoop in mijn geweten gelegd
waardoor ik wik en weeg
worstel met waarheid en bedrog
ik weet niet meer waarom we wijwater
willen om onze zonden wit te wassen
ik weet niet meer waarom ik mijn kinderen moet zeggen
dat wij westerlingen wijzer zijn dan de wijde wereld
dat wij weten hoe we moeten leven

Je hebt een knoop in mijn verleden gelegd
waardoor ik stik in tien ton herinneringen
woelend in een immense oceaan
op mijn vissersbootje zijn alleen netten en valstrikken
geen ankerpunt geen touw om aan vast te knopen
de kringen onder mijn ogen worden steeds dieper
de ringen in de stam van mijn mast steeds dikker
ik wou dat ik alles kon rangschikken doorprikken
terugblikken op wat was en niet meer zal zijn
maar ik vang bot ik strik enkel deze onverklaarbare pijn

Je hebt een knoop in mijn heden gelegd
waardoor ik schrik bij het minste
de tijd tikt teisterend tegen mijn slapen
de mensen mikken hun pijlen op mij
en ik geef geen kik meer
ik slik alles door ik wandel voort
op deze steeds smallere strook
een wankelwals zonder balans
een koorddans zonder afloop

Een eenzame lachbui

Gisteren nog groeven we lachkuilen
in onze wangen en moesten we huilen
om de ajuinen in onze handen

Gisteren maakten we plannen
om naar verre landen te reizen en
verlangden we naar treinen en hangmatten
waarin we ongestoord konden stranden

En door de gangen galmen nog steeds
jouw nachtelijke knarsetanden
in de gordijnen hangen nog steeds
jouw vrolijk valse ochtendzangen

Ik zie je ’s avonds soms verschijnen
en dan probeer ik je hoopvol te vangen
maar plots verdwijn je en
struikel ik weer over mijn gedachtegangen

Vandaag dek ik nog steeds de tafel voor twee
het kringloopservies met de gouden randen
en als ik de soep serveer, grinnik ik:
eet dit gerecht maar met je handen

Weemoed

Ze zoekt hem
in elke straat elk steegje
ze spreekt mensen aan
praat wartaal vraagt
waar de wind heen waait
met al haar dromen

Ze zoekt hem
in elk pand elke kamer
ze forceert sloten
hamert met haar hand op de wanden
ze slaat door bij holle klanken
ze staat op de rand van instorten

Ze zoekt hem
in elk woud elk bos
ze ruikt aan gebroken takken
vraagt een vluchtende vos om de weg
ze fluistert zijn naam in de wind
maar niemand luistert

Ze zoekt niet meer
ze verroert niet
ze zit op een gevallen boomstam
en vraagt zich af
waarom de wind zomaar
waait door de bomen
en waar hij naartoe is
met al haar dromen


Change of winds

Hear the wind blowing in the trees

Don’t wait for the night
- it will come
before the last laugh has faded

Don’t wait for the day
- it awakes unexpectedly
before the last dream is born

Don’t be afraid
that spring will not moor
alongside the mountain cheeks
the melting water is already flowing down

Winter takes his leave and cries
dives into the depths of melancholy
and changes guard in between algae and weeds

Hear the north wind howling
even he mourns at the top of his voice
for the passing of his friend

But suddenly he wavers he gasps for breath
and silence claps her hands
for the one sliding gracefully over the water surface

A cutter nears the bank
a foot cautiously steps ashore
and leaves behind a trail of flowers

Hear a breeze now stroking the trees

Lullaby

The Queen of the night
sings a song to you
sweet child

She sings about the wings
you thoughtlessly tied
to your shoulder blades

About the eagle that tortured you
while you were up there
thieving fire from the gods

About the flame that never died
ever since you enchanted your own eyes
with your reflection

She sings about sins
committed before your birth
which without your knowledge
are carved in the skin of your kin

She sings about your blank page
that defies wind and weather
but will gradually tear
because of your heritage

She sings about the doom
that lies in wait for you
the great sorrow and heavy burden

About the fortune that smiles on you
the Queen of the night will sing
to you tomorrow

Sweet child
now close your eyes and sleep
all through the night

Black and white

I was five
holding a white knight in my hand
I wanted to be the youngest chess champion
and beat the great Garri Kasparov

One day that dream went under lock and key
Men emptied the one-room flat
Mom shut me up
Nobody could ever know

My arms and legs stretched
My clothes tore in the corners
I got shirts and trousers from the neighbors
Nobody could ever know

A layer of dust lied on my days
My reflection faded
I bought a dose of fun from a dealer
Nobody could ever know

Months evaporated
I no longer had a name
no scent no shadow
I walked without a trace

On a November day in a villa
an ivory chess set stood on a table
I faltered, put the black knight in my pocket
And left my white one behind for once and for all

Entangled

You tied a knot in my conscience
so I weigh
wrestle with truth and lie
I don’t remember why we want holy water
to wash away our sins
I don’t remember why I have to tell my children
us Westerners are wiser than the world
that we know how to live

You tied a knot in my past
so I choke on ten tons of memories
tossing and turning in a vast ocean
my fishing boat only has nets and traps
no anchor no rope to hold me together
the bags under my eyes grow bigger
the rings in the trunk of my mast grow thicker
I wish I could range it, see through it
look back on what was and will no longer be
but I fail I only snare this inexplicable pain

You tied a knot in my present
so I scare stiff
time tauntingly ticks against my temples
people take aim at me
and I no longer make a sound
I swallow it, continue, I move along
on this narrowing strip
waltzing out of balance
walking a tight rope with no end

An isolated fit of laughter

Only yesterday we dug smiling pits
in our cheeks and cried
for the onions in our hands

Only yesterday we made plans
to travel far from here and
craved for trains and hammocks
in which we could wash ashore in peace

And through the hallways still echoes
your nocturnal teeth grinding
in the curtains still hang
your merry off key morning songs

Sometimes in the evening you appear to me
so I try to catch you hopefully
but all of a sudden you vanish
and I stumble over my trains of thought again

Today I still set the table for two
the recycled dinner set with a silver lining
and when I serve the soup, I chuckle:
you can eat this dish with your hands

Melancholy

She looks for him
in every street every alley
she approaches people
wanders raves asks
where the wind is taking her
dreams

She looks for him
in every house every room
she forces locks
hammers her hand to the walls
loses her mind to hollow tones
she is on the edge of collapse

She looks for him
in every forest every stretch of woods
she smells broken branches
asks the fleeing fox for directions
she whispers his name in the wind
but nobody listens

She no longer looks
she doesn’t move
She is sitting on a fallen trunk
wondering
why the wind blows just like that
through the trees
and where he has gone
with her dreams

Vertaling door Max Greyson.